Thermische comfort / Behaaglijkheid metingen

Algemene thermische behaaglijkheid

Met algemene thermische behaaglijkheid wordt aangegeven in welke mate men het koud of warm heeft. In het dagelijks leven praten we in dit verband over „de temperatuur‟ in een ruimte. Toch bepaalt niet alleen de (lucht-)temperatuur of we het warm of koud hebben. Ook de luchtsnelheid, de stralingstemperatuur, de luchtvochtigheid, het activiteitenniveau en de kledingisolatie spelen een rol.
Denk in dit verband bijvoorbeeld aan de „gevoelstemperatuur‟ die het KNMI hanteert, die er rekening mee houdt dat het kouder „lijkt‟ wanneer het hard waait. Een ander voorbeeld is de sauna, waar men het plotseling veel warmer krijgt wanneer een schep water op de kachel wordt gegooid. Hierbij wordt de luchttemperatuur zeker niet hoger, maar het lijkt warmer doordat de luchtvochtigheid toeneemt.
Merk op dat ervaringen, verwachtingen en beïnvloedingsmogelijkheden een rol spelen bij de ervaring van thermisch comfort. In gebouwen zonder koeling met te openen ramen worden bij warm weer bijvoorbeeld hogere temperaturen geaccepteerd dan in gebouwen met airconditioning.

Wanneer sprake is van thermisch discomfort kan er in een omgeving met gematigde temperaturen sprake zijn van de volgende klachten:
– te koud;
– te warm;
– sterk wisselende temperaturen;
– tocht;
– hinder door koudestraling;
– hinder door warmtestraling;
– hinder door te koude voeten;
– hinder door te warme voeten;
– hinder door te grote temperatuur gradiënt hoofd – voeten

Parameters
Bij de bepaling van de PMV spelen de volgende parameters een rol:
– warmteweerstand van de kleding (clo-waarde);
– activiteitenniveau van de gebruiker (metabolisme, met-waarde);
– luchttemperatuur;
– gemiddelde stralingstemperatuur;
– relatieve luchtvochtigheid;
– luchtsnelheid.

Warmtebalans
De PMV-waarde is gebaseerd op een theorie van de warmtebalans van het menselijk lichaam.
Volgens deze theorie is de mens in thermisch evenwicht als de inwendige warmteproductie in het lichaam gelijk is aan het warmteverlies naar de omgeving.

PMV-waarden
De PMV wordt uitgedrukt in een getal dat doorgaans ligt tussen -3,0 en +3,0. Bij een PMV van 0,0 (neutraal, niet te warm en niet te koel) zijn de gebruikers – gemiddeld genomen – het meest tevreden over de thermische behaaglijkheid in een ruimte. Hieronder staan de betekenissen van enkele PMVwaarden:
+3 Heet
+2 Warm
+1 Enigszins warm
0 Neutraal
-1 Enigszins koel
-2 Koel
-3 Koud

Bandbreedtes
In de praktijk kan niet voortdurend een PMV van 0,0 worden gerealiseerd. Bijvoorbeeld omdat de interne warmtelast verandert
(bv. verlichting aan) of het momentane buitenklimaat fluctueert (bv. zon achter de wolken). Daarom wordt meestal gewerkt met bandbreedtes waar men binnen moet blijven (bv. PMV = -0,5 tot +0,5).

(bron: document thermisch binnenklimaat 21 april 2008, voor inzage op te vragen.)

nl_NL